Pachtovereenkomst eindigt een jaar later

 

Een landbouwer verkocht medio 2009 een aantal percelen cultuurgrond aan de gemeente, die deze percelen wilde gaan gebruiken voor woningbouw. De landbouwer mocht de grond om niet blijven gebruiken voor een periode van drie jaar. Daarvoor werd een geliberaliseerde pachtovereenkomst afgesloten, die eindigde op 31 januari 2013.

Begin 2013 spraken beide partijen over een verlenging van de pachtovereenkomst voor een periode van drie jaar. Op 8 maart 2013 schreef de gemachtigde van de landbouwer dat deze akkoord ging met het laatste voorstel van de gemeente. Hij verzocht de gemeente om een pachtovereenkomst op te stellen. Op 26 april 2013 ging de landbouwer na enige correspondentie akkoord met de door de gemeente toegestuurde pachtovereenkomst. Na ondertekening stuurde de gemeente de overeenkomst op 20 juni naar de Grondkamer. Medio 2015 werd duidelijk dat er geen woningbouw op de percelen zou worden gerealiseerd, waarna de gemeente besloot de percelen te verkopen aan de provincie.

Volgens de overeenkomst eindigde de pacht op 31 januari 2016. De landbouwer stelde echter dat de overeenkomst niet tijdig naar de Grondkamer was gestuurd en daarom pas op 31 januari 2017 zou eindigen. De pachtwetgeving schrijft namelijk voor dat een pachtovereenkomst binnen twee maanden nadat zij is aangegaan ter goedkeuring naar de Grondkamer moet worden gezonden. Indien de overeenkomst niet binnen deze termijn wordt ingezonden, gaat de overeenkomst pas in bij aanvang van het pachtjaar volgende op het pachtjaar dat de overeenkomst is ingezonden. Volgens de landbouwer was de pachtovereenkomst op 1 februari 2013 aangegaan. Dat zou betekenen dat inzending op 20 juni 2013 niet binnen de wettelijke termijn van twee maanden was geschied. De gemeente stelde dat de overeenkomst pas op 26 april 2013 was aangegaan, met als gevolg dat de inzending tijdig was geweest.

De voorzieningrechter oordeelde dat op 8 maart 2013 wilsovereenstemming was bereikt, omdat op die datum het aanbod van de gemeente door de landbouwer was aanvaard. De overeenkomst was daarom volgens de voorzieningrechter aangegaan op 8 maart 2013. Dit betekende dat de overeenkomst niet binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden naar de Grondkamer was verstuurd. Deze omstandigheid leidde ertoe dat de overeenkomst pas was ingegaan op 1 februari 2014 en daarmee eindigt op 31 januari 2017.

____ TERUG NAAR NIEUWS