Terechte korting Investeringssubsidie jonge landbouwers

 

Een jonge landbouwer vroeg vaststelling van zijn investeringssubsidie voor een investering ter grootte van bijna € 100.000 in onder andere een potstal voor vleesvee. Het ging om een subsidiebedrag van € 25.000. Na controle streepte de RVO de gedane contante betalingen en de gemaakte kosten voor sloop en asbestsanering weg uit het investeringsbedrag. De RVO stelde het subsidiabele investeringsbedrag vast op ruim € 59.000. Door de omvang van de afwijking ten opzichte van de aanvraag was een sanctie van toepassing. Het subsidiebedrag nogmaals verminderd met het bedrag van de oorspronkelijke vermindering. Uiteindelijk kreeg de jonge landbouwer een subsidie toegekend van € 5.169.

De jonge landbouwer was het hier niet mee eens. Hij vindt dat sloop noodzakelijk was voor de nieuwbouw en dat de contante betalingen een gevolg waren van de moeilijkheden met het verkrijgen van een financiering. De contante betalingen waren wel aantoonbaar en zichtbaar in het project verwerkt. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven leest in de Regeling dat alleen de kosten voor de bouw, verwerving, inrichting of verbetering van onroerende zaken in aanmerking komen voor subsidie. De sloopkosten komen niet in aanmerking voor subsidie. De investeringen, die contant waren betaald, zijn niet voldoende onderbouwd. Daarom heeft de jonge landbouwer niet voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichting om de door hem verrichte contante betalingen te staven met bewijsstukken van de betaling of met stukken met een vergelijkbare bewijskracht en heeft de RVO de kosten die appellant contant heeft betaald terecht niet in de vaststelling betrokken. De verlaging van de subsidie en de korting daarop zijn terecht toegepast. Het beroep is ongegrond.

____ TERUG NAAR NIEUWS