Gepachte grond telt niet altijd mee

 

Gronden, welke men in gebruik heeft, tellen in principe mee voor de mestwetgeving. Het maakt daarbij niet uit welke gebruikstitel (eigendom, pacht, grondgebruiksverklaring etc.) men heeft. Bij grond van derden is het wel van belang dat men het volledige gebruik (feitelijke beschikkingsmacht) heeft. Wanneer de verpachter de gebruiksmogelijkheden beperkt, kan dit bij controle door de NVWA of RVO.nl ertoe leiden dat de grond niet meetelt.

In een zaak pachtte een landbouwer een aantal dijkpercelen van het waterschap. De verpachter was gerechtigd alle noodzakelijk geachte werkzaamheden aan het gepachte te verrichten. Bemesting, het maaien en de onkruidbestrijding gebeurden door de verpachter. De landbouwer mocht het perceel niet zelf bemesten. Hij mocht de percelen uitsluitend gebruiken voor het weiden van zijn schapen. Indien er te weinig of te veel schapen op het gepachte werden geweid als nodig voor de instandhouding van een goede grasmat, was de pachter op eerste aanzegging gehouden de veebezetting aan te passen. RVO.nl heeft daarom volgens de rechter terecht gesteld dat de percelen niet meetelden voor de mestwetgeving.

In een andere zaak pachtte een landbouwer een aantal percelen grond, gelegen op een voormalige vuilstortplaats. Op de percelen groeide gras dat de landbouwer maaide, afvoerde en (mede) gebruikte als veevoer. Ook hier stelde de verpachter beperkingen aan het gebruik van de percelen, onder meer de verplichting de percelen ten minste drie keer per jaar te maaien (voor 15 juni, voor 1 augustus en voor 31 oktober) en het gras af te voeren, het verbod zonder schriftelijke toestemming van de verpachter dieren op het verpachte te laten lopen en de verplichting ervoor te zorgen dat de locaties het gehele seizoen door een verzorgde uitstraling hadden. De landbouwer stelde weliswaar dat hij vrij was de percelen te beweiden en te bemesten, maar vaststond dat hij daarvoor eerst moest overleggen met de verpachter. Het voorgaande bracht met zich mee dat de landbouwer niet in staat was teelt- en bemestingsplan op elkaar af te stemmen. De percelen waren daarom volgens de rechter niet te beschouwen als tot het bedrijf van de landbouwer behorende oppervlakte landbouwgrond.

In beide gevallen was er sprake van een pachtovereenkomst, maar desondanks telden de percelen niet mee voor de mestwetgeving. Het schrappen van de pachtgrond leidde in beide zaken tot een forse mestboete en een boete voor het niet naar waarheid invullen van de Gecombineerde opgave.

____ TERUG NAAR NIEUWS