Grenzen aan toepassing BEX melkvee

 

Onlangs is de Handreiking BEX melkvee versie 2018 gepubliceerd, welke dit jaar gebruikt moet worden voor de bedrijfsspecifieke excretie voor melkvee. Belangrijke aanpassingen zijn het instellen van een ondergrens voor de melkproductie en een bovengrens voor het aandeel jongvee.

Voorwaarden toepassing BEX
BEX kan onder de volgende voorwaarden als bewijs dienen:

  • BEX is alleen geschikt voor melkvee (diercategorieën 100, 101 en 102).
  • Minimaal 75% van de totale forfaitaire fosfaatexcretie van alle graasdieren op het bedrijf moet afkomstig zijn van het melkvee. Deze voorwaarde geldt niet als de voerstromen voor het melkvee administratief en aantoonbaar gescheiden zijn van de overige graasdieren.
  • In de melkveestapel (diercategorieën 100, 101 en 102) moet minstens 70% van de forfaitaire fosfaatexcretie afkomstig zijn van melkkoeien (categorie 100).
  • De gemiddelde melkproductie bedraagt minimaal 5.600 kg meetmelk (FPCM) per koe. FPCM = (0,337 + 0,116 x vet% + 0,06 x eiwit%) x melkhoeveelheid.
  • Alle grond, die in gebruik is en waarvan vers gras, ruwvoeders of andere voeders worden geoogst ter vervoedering aan het melkvee, dient in de berekeningswijze als zodanig te worden meegenomen. Zo dient natuurterrein met de hoofdfunctie natuur, dat op het bedrijf in gebruik is, voor deze Handreiking niet apart behandeld te worden. Het voer dat van deze grond komt, moet in BEX als ‘aanleg’ worden opgenomen.
  • Wanneer gebruik wordt gemaakt van kuilen met verschillende ruwvoeders, die in lagen over elkaar zijn ingekuild, of van mengkuilen kan BEX slechts worden toegepast als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
  • Bij toepassing van BEX moet men voldoende aannemelijk kunnen maken dat alle gegevens zijn ingevuld conform de beschrijving van de Handreiking. Bewijsstukken moeten in de administratie worden bewaard.
____ TERUG NAAR NIEUWS